Staten van Utrecht
Staten van Utrecht wikipedia.org

‘Brief van Timan Sloeth’

21 oktober 2021 om 19:55

Deel 8K


Vanwege een achteraf gevonden brief van Timan Sloeth een hoofdstuk gewijd aan een ‘flashback’ naar het jaar 1590.


In de maand april van het jaar 1590 of al eerder werd er druk gewerkt aan de Schans om het tot een verdedigingswerk te maken. Het was rond die tijd dat Timan Sloeth van de Staten van Utrecht bemoeienis had met het werven en ontslaan van personeel. Het is deze Timan die zoals vermeld in de delen 6E en 6F het rapport moest opmaken betreffende de onderlinge gevechten van reeds op de Schans gelegerde soldaten die tot bloedens toe waren afgelopen. In het strafrechtelijk proces zijn de vechtersbazen toen veroordeeld omdat zulk beestachtig gedrag niet kon worden getolereerd. Zie het verslag van Gilles van Ledenberch.


WERKVOLK Timan Sloeth had ook een groot aantal arbeiders uit de wijde omtrek aangesteld waarvan in de maand mei van genoemd jaar een honderdtal aan het bouwproces werd onttrokken om zich in te zetten voor andere graafwerkzaamheden, namelijk aan de verzandende Eem. En die was vanzelfsprekend ook van strategisch belang voor de oorlogsvoering tegen Spanje. Dit geeft ook aan dat als er honderd arbeiders worden onttrokken en er minstens hetzelfde aantal of meer over blijft om aan de gracht en omwalling te werken er oorspronkelijk een enorme hoeveelheid personeel van naar schatting 200 tot 300 man op de Schans is ingezet.


BRIEF TIMAN SLOETH Namens de Staten van Utrecht oefende de Maarschalk van Eemland het bestuur uit over de werkzaamheden. Met uitzondering natuurlijk van de stad Amersfoort die volgens de stadsrechten haar eigen bestuur had.


Omdat kennelijk bij de Staten van Utrecht was geregeld (door wie?) dat er 100 man voor acute graafwerkzaamheden aan de Eem vrijgemaakt moest worden richtte Timan Sloeth zich op 4 mei 1590 met een brief (in extenso met tussen haakjes enige redactionele verklaringen) tot deze Maarschalk met de volgende woorden:


,,Edell, erentfeste, wijse, zeer voorsienige Heeren (net zoiets als edelhoogachtbare heer waarmee een lid van de Hoge Raad wordt aangeschreven),


Mijn Heeren volgens schrijven van mijn Heeren slans (’s lands) van Utrecht die mij belasten U E (Uwe Edele) taccomodieren (te voorzien van) midt hondert pijoniers alhijer uijt het werck van desen Schans Woudenberch. Soe ist dat ick mijn quotisatie (verdeling) bij den Maerschalck (daarna enige doorgestreepte woorden) my tho gesonden oever gesyn hebbe, sal derhalven desenhondert afdancken (tijdelijk afstaan) tot U E behoeff:


Bunsschoeten 30 Man

Eemenes 40 Man

Baern en Soest 30 Man

Mackende tsamen 100 man.

Dese voorssijde dorpen sullen U E deses gelyven aenthe schryven (aan te schrijven).


Mits bevelens Godt den Almachtigen die ick wel bidden myn heeren gelyven sal tspaeren in guede gesontheit (in goede gezondheid zal sparen).


Datum in desen Schans Woudenberch anno 1390 den 4 May U E gunstige gueden frunt.”


MEMORIE Daaropvolgend ligt er nog een memorie aan de heer Ketel, Ondermaarschalk:


,,Memorie aen monsieur Ketel, Substituut Maerschalck,

Monsieur Ketel U.E. sal volgende desen nyet naelaten volgende taenschryven vande Staeten op morgen alhyer te scicken (sturen) die voorsijde hondert gravers zoe wy van meninge zyn alsdan int werck te treden ende vorder ordre te stellen mit Sloet ofde anderen dat alle dagen contenuelicken (steeds) opt graven vander Eem tgetale van hondert personen alhyer commen begeren.”

(Getekend) Sloeth


Desondanks was het werk aan de Schans in november 1590 voor het grootste gedeelte klaargekomen. Mogelijk zijn die 100 arbeiders na een maand of twee weer terug op de Schans gekomen om het werk af te maken.


(vervolg in deel 9A)


Bronnen: wikipedia, Archief Eemland, A.F.M. Reichgelt

De originele brief van Timan Sloeth betreffende De Schans gericht aan de Maarschalk van Eemland en gedateerd 4 mei 1590.